Ik lees Nederlands stand: 4

Ik Lees NederlandsEen aantal weken geleden schreef ik een blogbericht waarin ik een uitdaging aanging. (Via het boekenblog van De Boekblogger) Ik lees veel boeken in andere talen (al dan niet vertaald), en de verhouding Nederlands/anderstalig is nogal scheef. De uitdaging was een slagroomtaart: 30 boeken in 2013.

Ik heb de eerste vier gelezen. En het zijn allemaal jeugdboeken.

Laat ik beginnen met de laatste. Toen kwam Sam van Edward van de Vendel was een boek dat ik eerst een tijdje heb laten liggen voor ik er aan begon. Niet omdat ik zou twijfelen of ik het wel met plezier zou lezen, nee, juist omdat het zo’n boek is als een lekker gebakje. Heerlijk, maar je hebt het zo op/uit. In Toen kwam Sam (gebaseerd op een echte geschiedenis) komt op een dag een hele mooie witte hond aan wandelen op de boerderij van de negenjarige Kix en zijn zusje Emilia. De vermagerde hond is erg schuchter, maar met veel geduld en liefkozingen weten de kinderen de hond op zijn gemak te stellen. Ze noemen hem Sam. Natuurlijk is dit pas het begin van het verhaal. Want Sam is weggelopen van zijn oude baasje en hoewel hij bij Kix, Emilia, hun ouders, de andere twee honden en de paarden een nieuw thuis lijkt te hebben gevonden, is hij niet van hen. Maar in zijn strijd om zijn nieuwe vriend te beschermen, wint Kix veel meer dan alleen een hond.

Boek twee was een prentenboek. Het geheim van de keel van de nachtegaal van Peter Verhelst met schitterende illustraties van Carll Cneut. Ik vond het boek in de uitverkoop van een plaatselijke boekhandel en werd verkocht door die bijzondere platen. Het verhaal is gebaseerd op het bekende sprookje ‘De nachtegaal’ van Hans Christian Andersen, maar dan verteld vanuit een meisje dat alles van nabij meemaakt. Hoe kan die nachtegaal nu zo mooi zingen?

Boek drie, Godje van Daan Remmerts de Vries, en boek vier, Nooit meer lief van Anna van Praag, gaan beiden over rotkinderen. Van die kinderen die je met veel liefde aan hun haren het huis uit sleept om ze voor een nachtje op te sluiten in het kolenhok. In Godje is het rotkind Robbie Nathan die als een ware God over zijn vier vrienden heerst. Vooral eentje, de twee jaar jongere en wat domme Japos, moet het ontgelden. Hij moet alle snoep betalen en alles voor hen doen. Robbie heeft grootste plannen voor zichzelf. Maar in het dorp waar hij woont valt weinig te beleven. Tot hij op een dag besluit een lijk op te graven van de plaatselijke begraafplaats en een schedel vindt…die terug praat. Nooit meer lief gaat over Joni. Die was vroeger heel lief, tot ze besloot dat dat haar niet erg ver bracht. Beter een rotkind zijn, dan krijg je tenminste nog eens wat gedaan. Al snel krijgt ze nieuwe vrienden (ook de spannende Jacco) en beleeft ze allerlei avonturen. Maar de vraag is hoever je daarin kunt gaan.

Welke van deze twee rotkinderen heb ik het liefst? Dat is maar net hoe je die vraag opvat. Ik kan ook vragen: welke van de twee is het rotst? Dat laatste valt eigenlijk nog best wel mee. Zowel Remmerts de Vries als Van Praag schetsen genuanceerd de omgeving waarin hun rotkinderen opgroeien. Beide kinderen komen uit gezinnen waarin de ouders (te) weinig aandacht hebben voor hun kinderen. Ze hebben soms maar half door waar ze zelf mee bezig zijn en dat gaat ook ten koste van het kind. Al vind ik misschien nog wel het sterkste aan deze boeken over rotkinderen hoe de pestkoppen zèlf een ontwikkeling doormaken zonder dat de auteurs heilige boontjes van ze hebben gemaakt.

 

Een reactie plaatsen

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Time limit is exhausted. Please reload CAPTCHA.