Er sliep een baby op mijn buik. Ze lag helemaal ontspannen, op haar rug met haar armen boven haar hoofd. Net een hondje. Ik keek naar haar kreukelige gezichtje dat af en toe bewoog. Ze had heel lange vingers en tenen. ‘Van haar vader,’ zei de moeder. ‘Gek, hè, zoiets?’ Ja, beaamde ik, gek.
Ik was op kraambezoek bij een vriendin die onlangs van haar eerste kind beviel. Het bezoek had ik een beetje voor me uitgeschoven. Omdat ik het druk had, omdat zij nog herstellende was, omdat ik al vier jaar probeer zwanger te worden en dit nog steeds niet is gelukt.
De vrijdag ervoor zaten ik en mijn partner tegenover Dr. S., gynaecoloog in het plaatselijke nieuwe medisch centrum. ‘Jullie hebben het lang volgehouden,’ zei ze. Ik voelde me stiekem een beetje trots. ‘Ja,’ zei ik en glimlachte. Dr. S. legde ons uit wat de te nemen stappen waren. Ze was aangenaam praktisch, op het onsentimentele af.‘We zullen meteen even een inwendige echo maken. Daar kun je je kleding neerleggen,’ en ze wees op een stoel in een donkere hoek. Ik hupte met een been in mijn panty ernaartoe. Geen details, die wil ik zelf ook niet horen. Alles was aanwezig, of zoals ze bij een pasgeborene zeggen: alles zit erop en eraan. ‘Je kunt je weer aankleden, hoor’ zei dr. S., terwijl ze het apparaat opborg. ‘Als jullie verder geen vragen hebben, kunnen jullie bij het IVF-meisje de volgende afspraak maken.’
De baby opende ineens haar ogen. Ze had van die walletjes en keek heel wijs. Ontwapenend. Toen moest ik mijn verzet wel staken. En dat doet verdomd veel pijn.