‘We hebben nog maar twee Orgalutran-injecties,’ zei mijn man, terwijl hij de trap af kwam met de medicijntas. In minder dan een week tijd is er al een duidelijke taakverdeling ontstaan. Aangezien hij de injecties prepareert, ontvang ik ze.
We hadden er een voor vandaag, vrijdag. Een voor zaterdag. Maar dus niet voor zondag.
We waren nog zo gewaarschuwd. Tijdens de eerste informatieavond, tijdens de gezamenlijke intake en opnieuw op het Behandelschemaformulier. ‘LET OP! U bent zelf verantwoordelijk voor de medicatie. Geef tijdig aan wanneer u een nieuw recept nodig heeft.’ Want in het weekend is de apotheek in het ziekenhuis gesloten. En de apotheek om de hoek heeft zulke medicatie niet.
We hadden een hele tas vol meegekregen, ‘genoeg om een tijd mee vooruit te gaan’, dat zeiden ze. Onze definitie van ‘een tijd’ verschilde aanzienlijk van die van het ziekenhuis. Ze bleek bovendien heel precies te kunnen worden bepaald – als we bij ontvangst de doosjes injecties goed hadden geteld – te weten 6 dagen.
Mijn man legde de schuld evenzeer bij het ziekenhuis. ‘Het is toch niet slim om maar zes injecties mee te geven, terwijl we veel langer moeten prikken.’ Ik dacht alleen maar: hoe kunnen we zo stom zijn om te vergeten de medicatie bij te bestellen? Het is alsof je er zelf bij staat.
Toen moesten we wachten. Want we konden pas de volgende ochtend om 9:00 bellen. Mijn man was al van plan het halve land af te reizen, indien nodig, om de benodigde injectienaald te krijgen. Ik had intussen bedacht dat we waarschijnlijk het traject voor deze cyclus moesten stopzetten.
De verpleegkundige overlegde met de arts. We krijgen eenmalig een ander medicijn mee. En de aansporing om meteen nieuwe recepten aan te vragen.