Afgelopen dinsdag bezocht ik mijn ouderlijk huis voor de laatste keer. Vijfendertig jaar nadat ze er zijn komen wonen – drie maanden nadat ik geboren was – hebben mijn ouders besloten hun huis te verkopen. De woningmarkt was gunstig en het huis was binnen drie weken verkocht aan twee twintigers met rigoreuze verbouwingsplannen. Op 15 juni is de overdracht.
In de afgelopen maanden hebben we samen het huis stukje bij beetje leeggehaald. Er kwamen fijne en minder fijne herinneringen achter kasten tevoorschijn, het meeste speelgoed bleek verstoft en kapot, maar ik wentelde me als vanouds in mijn oude, gele deken (nadat hij gewassen was). Ik wierp een blik door het zolderdakraam naar waar ik twintig jaar eerder de komeet Hale Bob aan de hemel zag (pas weer zichtbaar in 4377), nam een laatste bad en keek uit over de bloeiende tuin van mijn ouders’ doorzonwoning.
Ik genoot intens van hoe melancholiek de verhuizing me deed voelen. Hoe ieder hoekje, stukje muur, zelfs een lampenschakelaar een herinnering in zich droeg. Dat ik dit nooit meer zou kunnen zien, voelen, ruiken, horen. Ik maakte heel veel foto’s van het steeds leger wordende huis, en ook filmpjes en geluidsopnamen (zoals van de krakende, onderste traptrede, die me altijd vertelde dat ik razendsnel het licht uit moest doen, als ik ’s avonds na bedtijd nog stiekem aan het lezen was).
Dingen die voorbijgaan. Ik heb er altijd moeite mee gehad. Maar zo, zoals nu, is het goed.