Eén van de eerste kinderboeken (in de Engelse taal) draagt de weinig belovende titel Goody Two Shoes. Het gaat over de wederwaardigheden van een arm meisje dat uiteindelijk voor haar deugdelijk gedrag wordt beloond: ze huwt een rijke weduwnaar. Ik heb het boekje gelezen en had medelijden met de achttiende-eeuwse kinderen die dit moesten lezen.
Ik kwam nog veel meer stichtelijke meisjes en jongens tegen in mijn rondzwervingen door de jeugdliteratuur van voorbije eeuwen. Voor een professor spitte ik (naast dagboeken) negentiende-eeuwse kindertijdschriften door waar de ene na de andere ondeugd door de brave kinders werd overwonnen, en waarin zij in vrome Nieuwjaarsgedichten hun ouders de hemel in prezen. Het was heel amusant en zeker interessant, maar de deugdzame kinderen kwamen mij na het zoveelste tijdschrift flink de neus uit. Wat wil je, met titels als De leidsman der jeugd, of Moeders schoot, godsdienstige en zedelijke verhalen en versjes voor kinderen en De vriend der jeugd, een geschenk voor betoonde vlijt.
Ik zeg dan ook oprecht dat ik blij ben met al die rotte appels in de hedendaagse jeugdliteratuur. Het is een verademing. Het ging al de goede kant op vanaf pakweg Alice in Wonderland met een koningin die ieders hoofd wilde afhakken en een manisch grijnzende, onzichtbare kat. En zeker sinds de jaren vijftig lopen er flink wat deugnieten en kwameisjes (Pippi Langkous en Floddertje waren mijn heldinnen) rond in jeugdboekenland.
Maar in Big van Mireille Geus, Godje van Daan Remmerts de Vries, en Nooit meer lief van Anna van Praag figureren kinderen die je met veel liefde en grote precisie achter het behang zou willen plakken. In het recent uitgekomen Zwarte Zwaan van Gideon Samson is de pestkop helemaal losgeraakt (of gemaakt) van haar omgeving. Er zijn geen verzachtende omstandigheden meer. Rifka doet wat ze wil, gewoon, omdat het lachen is.
Al deze boeken (en dan noem ik alleen nog maar de Nederlandse titels, een ander voorbeeld is het Noorse Na het feest van Hans Petter Laberg) zijn verschenen in de afgelopen tien jaar. Ieder boek lijkt het vorige in kwaadaardigheid van zijn (hoofd)personages te overtreffen. Is dit de logische uitkomst van een al eeuwen durende ontwikkeling?
Ik hou er wel van om boeken in de tijdsgeest in te passen. Dertig jaar geleden was een schrijver als Samson er nog niet mee weggekomen een hoofdpersonage neer te zetten dat zo sadistisch te werk gaat als Rifka. Deze generatie kinderen kan wel tegen een stootje; ze krijgen het (visueel) geweld met de paplepel ingegoten, toch? Tegelijkertijd is het interessant te zien hoe Het Kwaad als thema zo’n enorme vlucht heeft genomen in de jeugdliteratuur in een tijd waarin kinderen (in het Westen) nooit een veiliger, beter leven hebben gehad. Geen oorlog, geen genocides, geen Grote Ellende, behalve dan de alledaagse. De echte demonen, die zitten blijkbaar in onszelf.
Maar weet je wat ik me afvraag: is het portretteren van een echt aardig iemand niet minstens zo moeilijk? Maar we hebben ons eindelijk bevrijd van het type Goody two shoes! Toch. Stel je eens een echt aardig iemand voor, héilig aardig, compleet onzelfzuchtig, een beetje zoals van die kindertjes die veel te vroeg stierven en vanwege al hun deugden als kleine heiligen werden aanbeden. Ik weet niet zo snel een Nederlands voorbeeld, maar de gulle, onbaatzuchtige Stargirl van Jerry Spinelli komt aardig in de buurt. Hoe moeilijk is het om zo iemand ‘echt’ te laten zijn? Puur kwaad, ja, dat geloven we na de bloederige twintigste eeuw wel. Maar puur goed?
Is dit een uitdaging? Misschien wel.
Het was zomaar een gedachte die bij me opkwam.